Behandeling enkelarthrodese

Techniek van de enkelarthrodese

Alle operaties hebben als doel het scheenbeen en het kuitbeen vast te maken aan het bovenste sprongbeen. Het kraakbeen van de gewrichtsvlakken wordt daartoe verwijderd. Door aan een kant iets meer bot weg te halen kan een eventueel afwijkende stand worden gecorrigeerd. De tweede stap is nu om de botstukken op een of andere manier aan elkaar vast te zetten zodat ze niet meer kunnen bewegen en het bot aan elkaar kan vastgroeien fig. 3 en fig 4. hierbij is ook het gewricht onder de enkel tegelijk vastgezet). Dit gebeurt meestal met schroeven, soms met een zogenaamde externe fixateur. Tegenwoordig zien we steeds meer dat de ingreep kan gebeuren met een kijkoperatie, er mag dan echter geen al te grote standsafwijking zijn.

Nabehandeling van een enkelarthrodese

Ongeachte de techniek zal meestal voor langere tijd een onderbeensgips worden gegeven om het vastgroeien te bevorderen. De eerste paar weken mag dan de enkel niet of licht belast worden, daarna mag de belasting worden opgebouwd al naar gelang de aangroei welke we zien op de röntgenfoto. Vaak zien we dat het zeker 9 tot 12 weken duurt voor er voldoende herstel is om het gips eraf te halen.

Indien de arthrodese is vastgezet met een externe fixateur wordt meestal geen gips gegeven. Nadat het gips is verwijderd zal gestart worden met weer belast lopen. Omdat het buigen en strekken van de enkel echter niet meer mogelijk is zal vaak een aanpassing in of onder de schoen noodzakelijk zijn om de afwikkeling van de voet te helpen. Dit is een zogenaamde afwikkelbalk.

Complicaties na een enkelarthrodese

Zoals bij elke ingreep zijn er aan aantal algemene complicatiekansen zoals infectie en trombose. Meer specifiek voor deze ingreep:

  • Niet willen vastgroeien (non-union of pseudarthrose)

Deze complicatie treedt op in tot wel 12% van de ingrepen. Een hernieuwde ingreep is nodig met bijleggen van extra bot uit het bekken, nieuwe schroeven. Vaak wordt weer langer gips gegeven. Veelbelovende mogelijkheden zijn de botgroeistimulator en plateletgel.

  • Slechte stand

Wanneer de as van de enkel niet goed is of de voet teveel in een spits staat of juist bij vrouwen te weinig (lopen meestal met iets meer hak onder de schoen), wordt het lopen moeilijker. Een correctie is dan nodig. De externe fixteur heeft het voordeel dat dit gemakkelijk zonder extra operatie is te corrigeren.

  • Slijtage van de overige voetgewrichten

Vooral het gewricht tussen de talus en het hielbeen moet nu alle beweeglijkheid opvangen, ook een deel van de beweging waar het gewricht helemaal niet voor gemaakt is namelijk het buigen en het strekken. We zien dan ook regelmatig na verloop van jaren slijtage in dit gewricht optreden. Opvallend is dat we geen extra slijtage vinden aan de knie.