Extra risico op trombose na orthopedische ingreep

Patiënten die een totale heup- of knievervanging hebben ondergaan hebben een hoog risico op het ontwikkelen van veneuze trombose, hetgeen geassocieerd is met toegenomen morbiditeit en mortaliteit.<br>Bij het ontstaan van veneuze trombose spelen over het algemeen meerdere oorzaken een rol. Vele risicofactoren voor veneuze trombose zijn dan ook reeds geïdentificeerd.

Na een totale heup- of knievervanging wordt een preventief een farmacologische tromboprofylaxe aanbevolen, voornamelijk low molecular weight heparin (LMWH) worden toegediend. Ook wordt aanbevolen om individuele risicofactoren voor veneuze trombose te laten meewegen in de keuze voor het type tromboprofylaxe en de duur dat de profylaxe gegeven wordt. 

Ondanks het gebruik van een tromboprofylaxe ontwikkelt nog ongeveer 2% van de patiënten, die totale heup- of knievervanging ondergingen, veneuze trombose. Hieruit kan geconcludeerd worden dat hoog risicopatiënten hoogstwaarschijnlijk onvoldoende behandeld worden met de huidige dosering tromboprofylaxe, en dus alsnog veneuze trombose ontwikkelen. Daarnaast wil je behandeling met tromboprofylaxe zoveel mogelijk minimaliseren, omdat het gepaard gaat met een bloedingsrisico (ongeveer 0.5% in de eerste 90 dagen na heup- of knievervanging). 

Inschatten risicoprofiel

Je wilt dus alleen de patiënten tromboprofylaxe geven die het daadwerkelijk nodig hebben op basis van hun risico op veneuze trombose, en zodoende dit beleid individualiseren. De eerste stap in dit proces is het inschatten van het individuele risico op veneuze trombose, gebaseerd op diverse risicofactoren. 

Klinische factoren 

Risicofactoren voor het ontwikkelen van veneuze trombose na totale heup- en knievervanging zijn leeftijd en comorbiditeiten, peri- en postoperatieve factoren (zoals opnameduur en tourniquetduur). Het LUMC doet onderzoek naar laag-, midden- en hoog-risicogroepen. Gegevens zullen verzameld worden in de LOAS (Longitudinal Leiden Orthopaedics Outcomes of Osteo-Arthritis) cohort, middels een preoperatieve vragenlijst en bloedafname. 

De volgende verschijnselen doen zich nagenoeg altijd voor:

  • een vrij snel optredende zwelling van één been
  • een zwaar gevoel of pijn in het been
  • een rode of juist blauwachtige verkleuring van het been

Daarnaast kan er bijvoorbeeld ook sprake zijn van:

  • een lichte temperatuursverhoging
  • een strakgespannen huid van het been (rood en glanzend met gestuwde oppervlakkige aderen)

Minder vaak voorkomende klachten zijn:

  • Wit been
  • Zeer pijnlijk been
  • Het gevoel een zweepslag te hebben in de kuit
  • Pijn in de benen bij lopen, die afneemt bij stilstaan

Bovenstaande klachten kunnen ook wijzen op andere aandoeningen aan het been, zoals zweepslag, een breuk in het bot, een infectie van de huid, het knappen van een vochtblaas in de knie (‘Bakerse cyste’), gewrichts- en spieraandoeningen of een oppervlakkige aderontsteking.