Botstukken
Het bekken is opgebouwd uit een rechter en linker heupbeen (os coxa). Elke heupbeen bestaat uit drie tot één botstuk samengegroeide benen: het darmbeen (os ilium), het zitbeen (os ischiï) en het schaambeen (os pubis). Deze drie botstukken vormen op de plaats waar ze aan elkaar grenzen de kom van het heupgewricht. De gewrichtskom vormt samen met de kop van het dijbeen het heupgewricht.
Het dijbeen bestaat uit een schacht (bovenbeen), een nek en de bovenbeenkop (femurkop). Doordat zowel de heupkom als de heupkop naar voren zijn gericht wordt de heupkop maar voor de helft door de heupkom bedekt. Doordat de heupkom nog een rand van kraakbeen heeft (labrum articulare) wordt de gewrichtskop voor tweederde door de heupkom omsloten.
Gewrichtsbanden
Het gewrichtskapsel wordt verstevigd met drie gewrichtsbanden (gewrichtsband= ligamentum) De banden bestaan uit lagen sterk bindweefsel. Gewrichtsbanden van de heupgewrichten zijn uitermate sterk. Bij het zogenaamde vieren delen van misdadigers in de middeleeuwen kon de heupkop niet uit de heupkom worden getrokken. Bij het vierendelen werden de beide armen en benen van een misdadiger aan een touw aan vier paarden bevestigd en op deze manier werd zo’n man uit elkaar getrokken door de paarden in tegengestelde richtingen te laten lopen.
De heupkop bij volwassenen kan alleen uit de kom raken wanneer bij een gebogen heup geweldige kracht aan de voorzijde van de knie wordt uitgeoefend, zoals kan gebeuren als iemand met de knie tegen het dashbord aanstoot bij een frontale autobotsing.
Bij kinderen met een zogenaamde aangeboren heupafwijking is er sprake van slapte van het gewrichtskapsel en banden van de heup. Hierdoor kan er gemakkelijker een ontwrichting van het heupgewricht bij deze kinderen ontstaan.
Spieren
De spieren (spier=musculus) die voor het bewegen van het heupgewricht zorgen kunnen onderverdeeld worden in 2 groepen: spieren die aan de voorzijde en spieren die aan de achterzijde van het heupgewricht liggen.
De spieren die aan de voorzijde van het heupgewricht liggen, buigen het heupgewricht. De zogenaamde musculus iliopsoas is hiervan de belangrijkste. De spieren die aan de achterzijde van het heupgewricht liggen kunnen worden onderscheiden in: De oppervlakkige spieren, de zogenaamde bilspieren, die het heupgewricht strekken, afvoeren en naar binnen draaien en de diepe spieren welke behoren tot de zogenaamde korte exorotatoren, die het heupgewricht naar buiten draaien.
Daarnaast zijn er nog spieren aan de binnenzijde van het bovenbeen, de zogenaamde adductoren die het heupgewricht aanvoeren.
Slijmbeurs
De slijmbeurs is een dunwandige holte die gevuld is met dezelfde stroperige vloeistof als het gewrichtsvocht. Slijmbeurzen zitten op plaatsen die aan wrijving onderhevig zijn: tussen bot en huid, tussen pees en huid en tussen pees en een botstuk. Een pees is een koordvormige of platte bindweefselverbinding tussen spier en bot.
De belangrijkste slijmbeurs ter hoogte van het heupgewricht is de bursa welke gelegen is tussen de grote bilspier en de buitenzijde van het dijbeen. Dit is het gedeelte waar men op ligt als men op de zij ligt. –>