Vóór de operatie
Vooraf aan de opname in het ziekenhuis wordt u meestal poliklinisch onderzocht door een internist en wordt er bloed- en urineonderzoek gedaan. In sommige gevallen komt er ook een longarts of een cardioloog bij, voor een longfoto of een hartfilmpje.
Uw orthopedisch chirurg kan u al voorafgaand aan de operatie naar een fysiotherapeut verwijzen, om met krukken te leren lopen.
Ook kunt u met uw arts overleggen over het type prothese dat u krijgt en over de wijze van verdoven. Dit kan plaatselijk zijn (spinaal) eventueel met een slaapmiddel, maar het is ook mogelijk om onder volledige (algehele) verdoving geopereerd te worden.
De operatie
De knieoperatie zelf duurt ongeveer 1,5 uur. Tijdens de totale knieoperatie wordt al het kapotte kraakbeen verwijderd en het oppervlak vervangen door middel van het implantaat. De orthopedisch chirurg opent het kniegewricht om toegang te krijgen. De aangetaste uiteinden van de botten worden elk voorzien van een implantaat welke speciaal ontworpen is ter vervanging van de uiteinden van de botten.
Het knieimplantaat is gemaakt van lichaamsvriendelijke materialen. De knieprothese bestaat uit een rond gevormde bekleding van metaal voor op het onderste gedeelte van het bovenbeen en een metalen bekleding aan de bovenzijde van het onderbeen. Daartussen wordt een plastic laag (polyethyleen) aangebracht dat zorgt dat de metalen delen soepel tegen elkaar kunnen glijden. In principe worden de metalen delen in het bot vastgezet met speciaal cement (gecementeerde prothese).
Tijdens de operatie gaat altijd wat bloed verloren. Medicijnen, maar ook technieken om het verloren bloed op te vangen en dan aan u terug te geven, voorkomen dat u tijdens of na de operatie een bloedtransfusie nodig heeft.
Een geïmplanteerde knieprothese bestaat uit drie of vier componenten. Een bovenbeencomponent, een onderbeencomponent en een plastic schijf daartussen.
Direct na de operatie
Na de operatie gaat u naar de verkoeverkamer (uitslaapruimte). Hier krijgt u de eerste uren intensieve controle. Als u voldoende hersteld bent – meestal na 2 of 3 uur – gaat u naar de verpleegafdeling.
De eeste dagen na de operatie krijgt u pijnstillers toegediend. Ook krijgt u een infuus. Via een slangetje wordt wondvocht en bloed afgevoerd uit de knie.
Gedurende meestal 3 maanden krijgt u bloedverdunnende medicijnen om stolling (trombose) tegen te gaan.
>> Lees verder over het herstel na de operatie
Risico’s van de operatie
Het meest voorkomende probleem bij een nieuwe knieoperatie is infectie. Dit treedt in 1% à 2% van de gevallen op. In geval van een infectie moet in een groot aantal gevallen de nieuwe knie worden verwijderd. Na twee tot zes weken behandeling met antibiotica kan in de meeste gevallen weer een nieuwe prothese worden geplaatst. In een enkel geval moet echter tot een verstijving (artrodese) van het gewricht worden overgegaan.
Een tweede complicatie die kan optreden is extra botvorming rond de kunstknie. Hierdoor kan een bewegingsbeperking van het gewricht optreden.
Soms is het niet mogelijk om de knie helemaal te buigen. De knie “spoort” dan niet goed. Ook kunnen er nabloedingen optreden en is er kans op trombose.
Op de lange duur, tussen de tien tot vijftien jaar, kan een nieuwe knie “los gaan zitten”. Contact tussen de kunstknie en het bot of tussen het bot en het botcement waarmee de nieuwe knie is bevestigd kan verloren gaan waardoor een nieuwe operatie nodig is. Bij deze nieuwe operatie wordt de oude knie verwijderd en wordt er een nieuwe knieprothese ingebracht.
Klik hier voor een virtuele knie-operatie (externe website) waar aan u gevraagd wordt mee te doen! –>