De geschiedenis van de behandeling van osteoporose

De inzichten over de mogelijkheden om osteoporose te voorkomen en te behandelen zijn voortdurend in beweging (zie ook Behandeling). Vroeger werd fluoride bijvoorbeeld nog voorgeschreven, totdat bleek dat langdurig gebruik de kans op breuken niet verkleint maar juist vergroot. Ook calcitonine is in onbruik geraakt Dit is een hormoon dat door de schildklier wordt aangemaakt. Het remt de activiteit van osteoclasten: de cellen die bot afbreken.

Ook bisfosfonaten remmen osteoclasten, maar veel krachtiger, waardoor zij nu een belangrijke plaats bij de behandeling innemen. Omdat ze de botafbraak (door de osteoclasten) remmen, worden ook de osteoblasten geremd en dus de botaanmaak. Je kunt zeggen dat bisfosfonaten de gehele botstofwisseling vertragen. Voorbeelden van bisfosfonaten zijn alendronaat (Fosamax), ibandronaat (Bonviva) en risedronaat (Actonel).

Een vrij recente ontwikkeling is bijschildklierhormoon (Forsteo). In tegenstelling tot bisfosfonaten remt het niet de botafbraak, maar stimuleert het juist de botopbouw. Gebruik tegen osteoporose heeft geen hoge vlucht genomen.

Over gewijzigd inzicht gesproken: tot een paar jaar geleden kregen veel vrouwen na de menopauze hormonen (’hormoonsubstitutie’), tegen overgangsklachten en tegen de versnelde botafbraak de eerste jaren na de menopauze. Sinds gebleken is dat deze hormonen bij langdurig gebruik de kans op borstkanker iets vergroten, worden ze minder voorgeschreven.

SERMs (Raloxifen) zijn een nieuwe groep middelen die de werking van oestrogenen nabootsen, maar juist beschermen tegen borstkanker.

De nieuwste ontwikkeling betreft strontiumranelaat (Protelos). Wat dit middel onderscheidt van alle andere, is dat het niet alleen de botafbraak remt of de botaanmaak stimuleert – het doet beide. De kwaliteit van het botweefsel blijft behouden. Het kan worden ingezet ter behandeling maar ook heel goed ter preventie van osteoporose, omdat er nieuw sterk bot wordt aangemaakt.